naar de vorige pagina

Leenstelsel Oversticht

Terug naar de startpagina

  

 

Zie: Repertorium op de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen 1379-1805

  
In de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen (=leenregisters) staan over een periode van meer dan vier eeuwen de beleningen (overgangen van bezit) opgetekend van ongeveer 2500 boerderijen, landerijen en tiend- en visrechten in Overijssel, Drenthe, Gelderland en het graafschap Bentheim.

De leenheer gaf de lenen uit aan de leenman. Oorspronkelijk verleende de leenman aan de leenheer bepaalde diensten, bijvoorbeeld militaire hulp. Bovendien was de belening tijdelijk. Na overlijden van de leenman verviel het leen weer aan de leenheer. Geleidelijk aan - zeker na de middeleeuwen - werden de lenen erfelijk in de familie van de leenman, die ze zelfs kon verkopen.

Toch bleef er een door het leenrecht geregelde verhouding tussen leenman en leenheer. Dit leenrecht bepaalde onder andere op welke wijze lenen van de ene op de andere leenman konden worden overgedragen; hetzij door vererving hetzij door verkoop. Hiervan is aantekening gehouden in de leenprotocollen.

Overijssel maakte tot 1528 deel uit van het bisdom Utrecht en werd ook wel het Oversticht genoemd. De bisschop was zowel geestelijk als wereldlijk heer. Na 1528 kwam de soevereiniteit over Overijssel aan de vorsten uit het Habsburgse Huis, eerst Karel V en later Philips II. Na de Opstand kwam die soevereiniteit tenslotte aan de Staten van Overijssel.

Al deze soevereinen traden op als leenheer. In de leenkamer vond de administratie plaats van de overgang van het bezit van de lenen. De archieven van de leenkamers zijn bewaard gebleven in respectievelijk het Utrechts Archief voor de bisschoppelijke periode en in het Rijksarchief in Overijssel voor de periode 1528 - 1805.

In 1805 is het leenstelsel afgeschaft.

Er is rond 1750 ook sprake van een erve Vasse, waar mogelijk een aantal leden van de familie hebben gewoond. Dit huis lag naast de erve Brinks, waar vermoedelijk Gezina (Geesje) Nijeboer, bijgenaamd Brinks gewoond heeft. Zij was de eerste vrouw van Derk Jan van Faassen, geboren 1819 te Lutten en de moeder van Hendrik van Faassen , echtgenote van Evertje Brökelman

Dat goet ter Yliken to Holthem, gheleghen in den kerspel van Hardenberghe. "Lijst leenmannen", 1684 okt 23 (OF fol 185v)
Thomas Huete, schout van Herdenberg, mede namens S.E. Blankvoort tot Kollendoorn, als curatoren van de boedel van wijlen Engelbert van Vilsteren, en tevens namens Augustinus van Vilsteren en Simon Vaassen als voogden van Engelberts onmondige kinderen.

 

Een vriehoeve in Kerrebroech, --- gheleghen --- in den kerspel van der Heyne. "Lijst leenmannen", 1745 dec 8 (ON fol 19v)
Maria Idaletta Gansneb genaamt Tengnagel, weduwe Van Oldeniel, als koopster na opdracht door Geertruyt Cicilia van Doetinchem namens Johan Michael van Osterbergh en zijn vrouw Maria Judit van Doetinchem, heer en vrouwe van Osterbergh. Hulder Willem van Vasen.

Dat goet ter Molen --- , geleghen --- in den kerspel van Ummen. "Lijst leenmannen", 1745 dec 8 (ON fol 20)
Maria Idaletta Gansneb genaamt Tengnagel, weduwe Van Oldeneel, zoals Johan Macharius Knoppert daarmee was beleend. Hulder Willem van Vasen.
* Het erve, geheeten de Meule te Laar, vulgo Mollink, met een ware in Dalmsholte. Item een halve ware in Vilsterenmarke. Item de Nieuwe Voorslagen, tesamen geleegen in 't carspel van Ommen, burschap Gietman.