|  | Rozenfamilie (Rosaceae) |  | 
|  volgende
                blad | 
Rosaceae, de rozenfamilie, is een grote familie van
          tweezaadlobbige planten. De bloemen zijn meestal tweeslachtig met vijf
          kroonbladen en vijf kelkbladen. De kroonbladen kunnen echter ook
          ontbreken. Binnen de familie komen zowel vlezige vruchten als
          schijnvruchten voor.
          De bladen staan meestal verspreid en hebben steunblaadjes. 
Crataegus monogyna, de eenstijlige meidoorn, is een
          struik of kleine boom uit de rozenfamilie die bijna overal in Europa
          zeer algemeen voorkomt. Deze soort groeit ook in Siberië en is
          ingeburgerd in Noord-Amerika. De eenstijlige meidoorn kan 10 m hoog
          worden.
          De eenstijlige meidoorn vertakt bij de grond: ze heeft een lage kroon.
          De twijgen zijn donkerrood of bruin. Ze hebben scherpe, 1-2,5 cm lange
          doorns.
          De bladeren zijn glanzend donkergroen van boven en donkerroze van
          onder en hebben drie tot zeven lobben en grof dubbelgetande randen. De
          bladsteel is circa 3,5 cm lang. Aan de voet en in de oksels van de
          nerven zitten witte haartjes.
          De bloemen zijn wit en 0,8 -1,5 cm breed en hebben meeldraden met
          paarse helmknoppen. Er is maar één stijl, vandaar de naam.
          De plant heeft circa 1 cm grote appelachtige vruchten met één pit.
          Ze zijn eivormig. Rijpend verkleuren ze van groen tot donkerrood.
| Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) | ||
| 
 | 
 | 
 | 
| Nederland Muiden-eiland Hooft 14 mei 2012 | Nederland IJsseldelta-Keteleiland 26 juni 2014 | Nederland Zeewolde-Laakse slenk 27 september 2016 | 
| 
 | 
 | 
 | 
| Nederland Veluwemeer-eiland De Ral 23 mei 2013 | Nederland Muiden-eiland Hooft 7 september 2012 | Nederland Heerhugowaard-Reigersdaal 5 mei 2020 | 
Crataegus laevigata, de tweestijlige meidoorn, is een
          plant uit de rozenfamilie. Ze lijkt erg veel op de eenstijlige
          meidoorn (Crataegus monogyna); hieronder worden alleen de
          verschillen besproken.
          De bladeren zijn minder diep ingesneden dan bij de eenstijlige
          meidoorn. De lobben zijn derhalve korter. Ook zijn ze stomper en
          altijd getand. Aan de onderzijde ontbreken de bosjes haar in de oksels
          van de nerven. De bloemen hebben meestal twee stijlen. De vruchten
          hebben meestal twee pitten, soms zelfs drie. Cultivars hebben rode of
          roze bloemen (zoals de cultivar Paul's Scarlet).
| Tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata) | ||
| 
 | 
 | |
| Nederland Heerhugowaard-Reigersdaal 19 april 2020 | ||
| 
 | ||
| cultivar - Nederland Nieuwersluis aan de Vecht 24 mei 2015 | 
Polylepis
          is een geslacht bestaande uit 28 erkende struik- en boomsoorten, die
          endemisch zijn voor de midden- en hooggelegen gebieden van de
          tropische Andes. Deze groep is uniek in de rozenfamilie omdat ze
          overwegend door de wind bestoven is.
          Ze
          zijn meestal knoestig van vorm, maar in bepaalde gebieden zijn sommige
          bomen 15-20 m lang en hebben ze 2 m dikke stammen. Het
          gebladerte is groenblijvend, met dichte kleine bladeren, en vaak met
          grote hoeveelheden dode twijgen die aan de onderkant van het bladerdek
          hangen.
          De schors is dik en ruw en dicht gelaagd voor bescherming tegen lage
          temperaturen. 
 Sommige soorten Polylepis vormen bossen die ruim
          boven de normale boomgrens groeien binnen gras- en struikgewas
          gebieden op hoogtes van  
          3.000
          –
          5.000 m. waardoor Polylepis het
          hoogste natuurlijk voorkomende arboraceuze angiosperm-geslacht ter
          wereld lijkt te zijn.
          Op
          deze hoogten kan het meer dan 160 jaar duren voordat deze langzaam
          groeiende boom een halve centimeter in diameter heeft..
          
          Al
          generaties lang gebruiken inheemse volkeren het langzaam brandende,
          dichte hout om huizen te verwarmen, voedsel te koken, houten
          handvatten te maken voor gereedschap en kraaltjes te bouwen voor
          grazende dieren. Ze gebruiken Polylepis-schors om doek te verven en om te helpen bij de behandeling van
          ademhalingsziekte en nierziekte.
          
          Het Polyepsis-bos speelt een belangrijke rol in het ecosysteem
          van de regio en fungeert als een spons om vocht vast te houden.
          
          Ecuador heeft zeven soorten Polylepis,
          en twee ervan, Polylepis
          lanuginosa
          en
          Polylepis reticulata, groeien nergens anders in de wereld,
          de andern zijn: Polylepis incana, 
          Polylepis
          microphylla, Polylepis pauta, Polylepis racemosa, Polylepis
          weberbaueri.
Polylepis incana, de Palo Colorado, is een plantensoort in de
          Rozenfamilie. Het wordt gevonden in centraal Ecuador en het noorden van
          Peru. Het wordt bedreigd door habitatverlies. Polylepis incana groeit
          in lavaslenken  boven de boomgrens van 3.800 tot 4.500 meter.
          
 In
 Ecuador wordt de boom Árbol
 de papel  of papieren boom genoemd omdat de dunne lagen van de bast eruit
 zien als vellen tissuepapier die van de boom afbladderen.
| Palo Colorado (Polylepis incana) | ||
| 
 | 
 |  | 
| Ecuador Papallacta-hooglanden 16 september 2013 | ||
| Polylepis | ||
| 
 |  | |
| Ecuador El Cajas nationaal park 24 september 2013 | ||
Polylepis racemosa is een soort kleine boom die endemisch op
          grote hoogten in de Andes van Peru, Bolivia en Ecuador.  Het wordt bedreigd door vernietiging van
          habitats.Deze soort groeit snel, en is ecologischer en past zich beter aan dan andere soorten van het geslacht. Het is een veelbelovende kandidaat voor herbebossing. Het Polyepsis-bos speelt een belangrijke rol in het ecosysteem van de regio,
          die in de winter koud is en een droog klimaatheeft. Het fungeert als een spons om vocht vast te houden.
          De Aymara mensen, de inheemse bevolking van deze regio, noemen de boom "queñua" en gebruik het hout voor brandstof, voor dakbedekking
          van hun hutten en voor het maken van houtskool.
| Polylepis racemosa | ||
| 
 |  |  | 
| Ecuador El Cajas nationaal park 24 september 2013 | ||
|  | ||
Mespilus germanica, de mispel, ook wel "wilde
          mispel", is een heester tot kleine boom uit de rozenfamilie, met een hoogte van 1,5
          tot 6 meter. Het hout is is
          hard, taai en fijnnervig, met gedoornde en dikviltige twijgen. De
          takken zijn kronkelig en de plant is vaak breder dan hoog.
          De bladeren zijn gaafrandig of bovenaan fijn gezaagd en toegespitst,
          zijn donkergroen. en hebben een zeer korte steel.
          De mispel bloeit in mei met witte, soms iets roze bloemen, die lijken
          op die van een wilde roos. De bruine pitvruchten hebben grote
          kelkslippen, zijn tweezaadlobbig en hebben een diameter van 2 tot 3½ cm.
          Ook de vrucht wordt mispel genoemd. De mispel zit vol vitamine C en is
          goed voor de maag en voor de spijsvertering.
          Gekweekte mispels hebben over het algemeen grotere bladeren en
          vruchten en hebben vaak geen doorns.
          Het oorsprong van de mispel ligt rond de Zwarte en de Kaspische Zee;
          Zuidoost-Bulgarije is de westgrens. De mispel is een archeofyt, een
          ingeburgerde plant, die omstreeks de zevende eeuw voor Christus in
          Europa is ingevoerd.
| Mispel (Mespilus germanica) | ||
| 
 | 
 | 
 | 
| Italië Venetië 20 juli 2015 | ||
| 
 | 
 | |
| Mauritius Port Louis-Domaine Les Pailles 22 november 2014 | ||
Eriobotrya japonica, de Loquat of Japanse mispel, is een
          groenblijvende, 5-10 m hoge boom met een ronde kroon en een korte stam
          die van nature voorkomt in het zuidoosten van China en in Japan waar
          hij al meer dan 1000 jaar als fruitboom wordt gekweekt. 
          Jonge takken zijn wollig behaard. De afwisselend geplaatste bladeren
          groeien vooral in de scheuttoppen dicht opeen. Ze zijn lancetvormig,
          toegespitst, aan de bovenkant glanzend donkergroen, aan de onderkant
          dof lichtgroen en tot 35 x 13 cm groot. De 1-2 cm brede, witte bloemen
          hebben vijf kroonbladeren en staan met dertig tot honderdvijftig stuks
          in roodbruin behaarde pluimen aan de scheuttoppen. Ze bloeien niet
          tegelijk en openen zich van de herfst tot in de winter en ruiken
          weldadig zoet. De eivormige, oranje vrucht is 3-8 x 2-5 cm groot.
          Onder de oranje schil zit het zeer sappige, aromatische, zoetzure
          vruchtvlees, wat enigszins doet denken aan abrikoos. De vrucht bevat
          één tot tien, tot 2 cm grote, ovale, afgeplatte, bruine zaden. De
          vruchten kunnen uit de hand gegeten worden of worden verwerkt tot
          fruitsalades, vruchtensappen, compote, consumptie-ijs en jam.
| Japanse (wol)mispel / Loquat (Eriobotrya japonica) | ||
|  |  | |
| Marokko Fes 24 april 2019 | ||
Prunus behoort tot de rozenfamilie. Het geslacht omvat 400 soorten. De vrucht is een steenvrucht.
Prunus dulcis, de amandelboom, is een kleine maar
          sierlijke bladverliezende loofboom die in bergachtige gebieden groeit,
          meestal tussen 700 en 1700 meter hoogte. De boom gedijt het best op
          zonnige hellingen op rotsachtige bodem in een mediterraan klimaat met
          warme droge zomers en milde, natte winters.
          De boom wordt gemiddeld 4 tot 10 meter hoog, de jonge twijgen zijn
          eerst groen, maar worden paars- tot bruinachtig wanneer ze worden
          blootgesteld aan zonlicht. In hun tweede levensjaar worden de takken
          grijsachtig. De bladeren zijn 7,5 tot 12,5 cm lang en hebben een
          getande rand en een bladsteel van circa 2,5 cm. De boom bloeit
          uitbundig in het vroege voorjaar, wanneer de boom nog geen bladeren
          heeft gevormd. De bloem is wit tot lichtroze en heeft een diameter van
          3-5 cm en vijf kroonbladeren. De amandelboom vormt steenvruchten,
          waarin een amandel zich ontwikkelt.
| Amandelboom (Prunus dulcis) | ||
| 
 | 
 | 
 | 
| Madeira Santo da Serra 8 februari 2013 | Madeira São.Roque do Faial 8 februari 2013 | Marokko El Khordat 28 april 2019 | 
Prunus armeniaca, de abrikoos, is een struik- of boomvormige plant die veel gekweekt wordt om de vruchten. De vrucht is een steenvrucht. Hoewel de soortaanduiding suggereert dat de soort uit Armenië komt, stamt deze uit Noordoost-China tegen de Russische grens. De abrikoos kwam pas 3000 jaar later in Armenië aan en werd in 70 v.Chr. door de Romeinen via Griekenland over geheel Europa verspreid.
| Abrikoos / Armenian plum (Prunus armeniaca) | ||
| 
 | ||
| Marokko El Khordat 28 april 2019 | ||
Prunus serotina. de Amerikaanse vogelkers of bospest, is een
          plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). De soort is in Nederland
          en België geïntroduceerd en vanaf de jaren twintig van de twintigste
          eeuw als vulhout in de bossen aangeplant.
          De Amerikaanse vogelkers bloeit van eind mei tot en met juni met witte
          bloemen. De bloemen zitten in trossen. De bessen hebben aan de voet
          een vastzittend kroontje, dat gevormd wordt door de achtergebleven
          kelkbuis. De vrucht is een 1 cm grote steenvrucht met een 6-7 mm grote
          pit.
| Amerikaanse vogelkers of Bospest (Prunus serotina) | ||
| 
 | ||
| Nederland Driewegsluis 22 juni 2014 | ||
|  volgende
                blad |